Prof worden is voor veel renners de ambitie. Om hier te komen wordt er heel hard getraind in de hoop evolutie te maken. Maar eens prof moet je je ook kunnen aanpassen aan het hogere niveau en nog steeds progressie maken. Om de evolutie in vermogen op te volgen is een powerprofiel een makkelijke analyse tool. Ook al geeft het zeker geen totaal beeld, is het individueel wel interessant om te vergelijken. Wij namen de data van een prof erbij en keken naar zijn evolutie sinds 2017; toen 3de jaars belofte, tot het huidige moment in dit seizoen. We bekijken pure sprintwaarden van 5-20s, anaerobe inspanningen van 30s en 60s en ook de aerobe inspanningen van 5, 10, 20, 60 en 180min. In onderstaande tabel staan de records voor elke inspanning per respectievelijk jaar:
Kijken we naar zijn eerste jaarovergang, dan zien we een zeer positieve evolutie. 2018 werd gekenmerkt door veel meer uitslagen op interclubniveau. Gemiddeld verbeterde al zijn vermogens met 3,7%. Opvallend hierbij is dat deze progressie vooral in de sprint en anaerobe nummers zit, 8% verbetering in sprintvermogen en 3,7% in de anaerobe inspanningen. Op de aerobe inspanningen werd amper 1% winst gemaakt. Ondanks de betere uitslagen in de grotere interclubs was de sleutel tot succes hiervoor dus niet een grotere aerobe motor.
Gaan we over naar 2019; zijn eerste jaar prof komen we plots in een tegenovergestelde evolutie. De sprintwaarden dalen terug met 3,5% en de anaerobe inspanningen zelfs met 4,5%. Alle aerobe inspanningen nemen wel toe met 4,3%. De wedstrijden bij de profs zijn langer, vaak ook met veel meer lange zware inspanningen dan de Belgische interclub kalender. Hierdoor moest de focus deels verlegd worden naar meer de aerobe inspanningen, ook op training. Het werken hierop had een negatieve invloed op de andere inspanningen. Ondanks deze evolutie was het eerste profjaar een succesvol jaar.
Gaan we naar het coronajaar 2020, dan zien we ondanks veel minder wedstrijden een gelijkaardige evolutie. Er werd op alle aerobe inspanningen 4,5% winst gemaakt, weer een serieuze stap vooruit. De anaerobe nummers gingen terug omhoog met 1,8% door meer accent erop te leggen. De sprint botte verder af met 2,1%.
Vergelijken we 2020 met 2017 zien we een toename van 9,8% in de aerobe nummers over de seizoenen heen. Een heel grote evolutie. Ondanks de profjaren en de focus op vooral aerobe aspecten is er ook op de anaerobe nummers 0,7% winst gemaakt en uiteindelijke verbeterde de sprint ook met 2,3% vooral door het eerste seizoen ten opzichte van voor de samenwerking.
Waar staan we al anno 2021? Dit is natuurlijk een gedeeltelijke vergelijking omdat er nog geen heel seizoen is gereden, bovendien door corona zijn er minder wedstrijden gereden en deze renner vaak zijn records rijdt in de zomermaanden. Op de aerobe nummers scoort hij al bijna gelijk aan 2020. op de 5min waarde scoort hij 7,9% beter dan vorig seizoen en zette hij 5 nieuwe records neer. De kans is dus groot dat de andere aerobe record in de loop van het seizoen sneuvelen en daarop nog een positieve evolutie is. De anaerobe nummers zijn momenteel 3% lager dan in 2020. Dit is waarschijnlijk doordat er nog geen “all out” inspanningen zijn geweest op alle tijdsintervallen, waaronder de 30s waarde. Zijn 1min waarde is gelijkaardig aan andere seizoenen. De sprintwaarden lijken wel lager dan andere seizoenen en 5,2% lager dan in 2020. Op de korte inspanningen verloor hij 3,7 en 1,8% momenteel, op 20s 10%. Afhankelijk van hoe wedstrijden verlopen zal hierop dus terug accent moeten worden op gelegd of de focus houden op de aerobe component. Record sprintwaarden worden vaak in training gezet en ook vaak in de wintermaanden. Dit seizoen is ook het eerste seizoen zonder krachttraining en mogelijk is dit de reden van de gedaalde sprintwaarden.
Opmerking: We werken met de absolute vermogens, maar in realiteit weegt de renner +/- 3kg minder dan in 2017. In relatieve waardes zijn dus bijna alle tijdsintervallen gestegen. We hebben deze vergelijking niet gemaakt omdat het terugkoppelen met het exacte gewicht van elke tijdsinspanning moeilijk is. Hoewel gewicht verliezen als renner altijd interessant lijkt blijft het behouden van hetzelfde absolute vermogen in bijna alle omstandigheden belangrijker.
Een belangrijke bemerking hierbij blijft dat renners deze records bijna altijd in wedstrijd zetten en dus niet hun inspanning “timen”. Een renner reageert op een ontspanning of moet een helling vol oprijden tot de meet, niet tot minuut 5 of 10. Hierdoor kunnen fouten inschatting gemaakt worden. Daarom zijn meerdere vergelijkingspunten nodig. We zijn bijvoorbeeld 2021 dat de 30s waarde een stuk lager is dan anders, terwijl de 1minuut waarde goed scoort. Dit komt waarschijnlijk omdat dit seizoen er nog geen echt maximale inspanning van 30s is geweest in koers. Ook zien we de 10min record van 477W in zowel 2020 als 2021. Hierbij moeten we zeggen dat deze steeds zijn gehaald om in een vlucht mee te kruipen, éénmaal LBL 2020 en Ronde van Vlaanderen 2021; deze inspanningen waren uiteindelijk veel langer dan de 10min “records”, in LBL duurde de inspanning +/-25min om weg te geraken want ook zijn 20min record hoort bij die fase. Toen reed de renner solo achter een eerder ontsnapte groep op grotendeels oplopende wegen. In de ronde van Vlaanderen reed hij 477W voor 12min voordat het tempo begon te zakken, maar wel over vlakke wegen in een groep in plaat van alleen zoals in LBL 2020. We weten dat rijden op helling tot 3% meer wattage kan opleveren. Het rijden in groep zorgt ook voor een veel variabeler vermogen dan alleen rijden, beide komen dus op een gelijk wattage uit, maar het is moeilijk uit te maken welke prestatie fysiek gezien het “beste” is uit enkel het wattage van de tijdinspanning van 10min.