Naast de competitierenners zijn ook de cyclo rijders aan hun seizoen begonnen. Met Arne Bauters hebben we iemand die meestrijd voor de hoofdvogels in deze wedstrijden. Hij heeft zijn eerste 4 cyclo’s achter de rug. Tijd dus voor een analyse.
Hieronder zien we enkele cijfers van de verschillende wedstrijden waar Arne aan deelnam. In maart deed hij 2 wegwedstrijden bij de elites om vanaf mei dan
cyclo’s te betwisten. We zien onmiddellijk dat de cyclo’s langer duren en dus meer energieverbuik en een groter hoogteverschil hebben. Dit zorgt voor een ander vermogensprofiel dat nodig is om hierin te scoren dan in een wegwedstrijd. De focus binnen de trainingen lag dan ook op de langere vermogens, weerstand tegen vermoeidheid en minder op het explosieve. Dit merk je duidelijk als je de vermogensprofielen vergelijkt met de normwaarden.
Het hoofddoel van deze periode was les 3 ballons. Dit was de zwaarste cyclo uit het rijtje met de langste beklimmingen. Als we echter naar de piekvermogens alleen kijken, dan zien we dat Arne zijn beste waardes heeft gereden in GF Marcaires een week eerder. Waarom haalt hij zijn piekvermogens in GF Marcaires en wint hij 3 Ballons? Om dit te bekijken gaan we een stapje verder. De piekvermogens alleen zeggen immers niet alles. Het is even belangrijk waar en wanneer deze gereden zijn. En nog belangrijker is wat er daarbuiten gebeurd is. Je kan immers 10 minuten heel hard rijden op de eerste col en daardoor een hoog piek 10’ vermogen halen; als je daarna geen poot meer vooruit komt omdat je over je limieten gegaan bent, brengt dat piekvermogen natuurlijk niets op. De vermogenstabel geeft dan ook gewoon een algemeen beeld in welke richting de conditie van Arne ging. Aangezien de totale klimtijd over de volledige rit van GF Vosges en GF Marcaires te vergelijken zijn, kunnen we stellen dat Arne zijn vorm in stijgende lijn ging.
Een interessant gegeven is om te gaan kijken hoe Arne over de verschillende beklimmingen reed. Hiervoor hebben we alle beklimmingen van GF Vosges, GF Marcaires en 3 ballons naast elkaar gelegd.
Door de beduidend langere totale klimtijd in 3 ballons liggen de piekvermogens uiteraard wat lager dan bij de beide andere cyclo’s. Het energieverbruik tijdens de beklimmingen ligt hier respectievelijk 700 en 1000KJ hoger dan bij GF Marcaires en GF Vosges. Dit heeft uiteraard een impact op de pacing strategie en de vermogens die Arne bergop duwt.
Een volgend aspect is de timing van de piekvermogens. Wil je scoren in een wedstrijd of cyclo, dan is het belangrijk dat je in de finale nog energie over houdt om daar hard te rijden. In functie van het parcours in de Vogezen zijn de prestatiebepalende factoren het 20’, 10’, 5’ vermogen en indien het op een sprint aankomt 1’, 30”, 20”.
In GF Vosges reed Arne zijn beste 20’ na 1u30 wedstrijd, zijn beste 10’ na 1u10 wedstrijd, zijn beste 5’ al na 45min wedstrijd. Deze inspanningen die krachten kosten, werden dus al vroeg in wedstrijd gereden waardoor er al wat energie verloren ging die hij in de finale tekort kwam om van zijn groepje weg te rijden.
In GF Marcaires rijdt hij zijn beste 20’ na 1u wedstrijd. Zijn beste 10’ en beste 5’ vallen binnen deze piek 20’ inspanning. Op deze klim ging hij alleen in de achtervolging op een kopgroep van 3 renners. We zien daarna in de grafiek dat zijn vermogens op de volgende beklimmingen nog steeds hoog blijven.
In 3 Ballons zien we dat zijn piek 20 veel later in wedstrijd valt. Pas op de voorlaatste col trekt hij daar de registers open. De piek 10 en piek 5 vallen eerder in de wedstrijd, na ongeveer 2u. Een opvallendheid hier is dat hij op het einde nog zijn beste 1 minuut waarde van het jaar kon rijden om de wedstrijd af te maken. Als we de slotklim analyseren rijdt hij eerst 20 minuten aan 345W om daarna nog een inspanning van 1 minuut aan 591W te doen. Dit is een zeer sterke prestatie na een slopende tocht van 5u30 en na een energieverbruik vooraf van reeds 5000KJ. De kracht van Arne zat in 3 ballons niet in de piekvermogens, wel in de weerstand tegen vermoeidheid. Hij kon op het einde nog hard genoeg rijden om zich los te maken van de medekoplopers en zo alleen over de aankomst te komen.
Als we de piekvermogens van Arne op een rij zetten met de vooraf verbruikte energie als bijkomende variabele, dan zien we ook duidelijk dat Arne weinig verval heeft naarmate een inspanning langer duurt. Zijn piekvermogens na 3000KJ en zelf na 4000KJ vallen niet zeer ver terug. Vanuit de literatuur weten we dat dit op elite niveau een prestatiebepalende factor is. De wedstrijden worden immers niet beslist in het begin, maar wel in de finale. Voor de meeste vermogens is er een 5-11% verval bij 4000KJ en minder naarmate er minder verbruikt wordt.
Wat leren we hieruit:
- Na een lange slopende race kan Arne nog een stevige slotklim rijden
- Arne lijkt beter uit de verf te komen als de beklimmingen langer duren en er langer aan een stuk vermogen moet geleverd worden.
- In GF vosges waren de beklimmingen duidelijk korter, hierdoor moest er hoger vermogen op elke klim worden gereden wat Arne minder goed afging. Dit is een werkpunt naar komende cyclo’s.
- De gebruikte trainingsmethodes en periodisering lijken hun werk te doen. De prestaties volgden de lijn van de verwachtingen