13 keer de Bosberg. Het provinciaal kampioenschap van de beloften ontleed
Zondag 6 mei stonden de provinciale kampioenschappen voor beloften en elites zonder contract op het programma. In Vlaams Brabant werden deze beslist in Galmaarden met aankomst boven op de top van de Bosberg. Een zeer lastige en afmattende omloop die een afvallingswedstrijd bleek te worden.
De wedstrijd werd afgewerkt aan een hoog tempo maar bleef gesloten tot de voorlaatste beklimming van de Bosberg waar een trio zich loswerkte uit het peloton. Deze renners kregen maximaal 10 seconden maar konden toch voor de zege sprinten. Vlak daarachter volgde het uitgedunde peloton.
Het cruciale punt was dus de Bosberg. Een helling van 1.1km met een zachte aanloop van 4% over 600m. Dan volgt er 500m hellende kasseien aan 10% gemiddeld met uitschieters tot 13%. In de praktijk komt dit neer op een inspanning van 2.5 tot 3 minuten. De beklimming van deze helling vraagt dus om een VO2max inspanning. Dit hoge vermogen moet dus ronde na ronde kunnen gehaald worden met liefst nog een versnelling aan het einde. De 2de belangrijke (en misschien wel belangrijkste) factor is het herstelvermogen tussen de hellingen. Deze helling moest 13 keer worden overwonnen.
Het wear down effect, verlies van vermogen door vermoeidheid door de herhaalde inspanningen, is dus best zo beperkt mogelijk want het is deze factor die uiteindelijk bepaald waar je aan het einde uitkomt. Kan je aan het einde je vermogens nog halen dan scoor je in deze race, doe je dat niet dan wordt het aanklampen.
We bekijken deze wedstrijd vanuit het standpunt van 2 renners.
Wedstrijdgegevens:
- Duur: 3u21
- Afstand: 138km
- Hoogteverschil: 1150m
1. Arne Bauters, de temporenner
- 66kg
- FTP: 355W, 5.38W/kg
- Type: klimmer/tempo
- Eerstejaarsbelofte
Gegevens van de wedstrijd:
- Gemiddeld vermogen: 264W (4W/kg)
- Genormaliseerd vermogen: 321W (4.86W/kg)
- Intensiteitsfactor: 0.9
- Training stress: 318
- Gemiddelde hartslag: 158
- Gemiddelde cadans: 97rpm
Piek 5 minuten: de eerste schifting
Tijdens ronde 4 werd het tempo in het peloton de hoogte ingejaagd. Dit is te merken aan het hogere vermogen dat langere tijd werd aangehouden (rode cirkel). Arne haalde hier zijn piek-5-minuten vermogen van 385W of 5.83W/kg.
Piek 2 minuten: De verbrokkeling
Tijdens de 4de ronde werd er in het peloton hard doorgereden wat tot verbrokkeling leidde. Arne zat hier slecht gepositioneerd en moest dit rechtzetten in de volgende ronde. Tijdens deze beklimming van de Bosberg haalt hij zijn hoogste 2 minuten vermogen om vooraan mee te kunnen schuiven. Hij haalde hier 468W of 7.1W/kg gedurende 2 minuten (blauwe cirkel).
Deze inspanning volgde snel na de piek-5-minuten inspanning waardoor het zeer moeilijk is om hiervan te herstellen. 2 Kort opeenvolgende piekmomenten kan je alleen in topconditie goed verteren.
De finale
Tijdens de voorlaatste beklimming werd de wedstrijd beslist. Arne reed mee in het peloton en haalde tijdens deze beklimming 375W of 5.68W/kg gedurende 4min30 (groene cirkel). Dit was onvoldoende om mee te gaan met de koplopers. Hij bleef dus in het peloton dat een ronde later de sprint voor de 4de plaats betwistte. Hier haalde hij nog 400W of 6.06W/kg gedurende 2 minuten met een piekvermogen van 886W.
2. Matthijs Paasschens: de krachtpatser
- 80.8kg
- FTP: 391W, 4.83W/kg
- Type renner: krachtpatser, flandrien
- Vierdejaarsbelofte
Gegevens van de wedstrijd:
- Gemiddeld vermogen: 285W (3.51W/kg)
- Genormaliseerd vermogen: 372W (4.59W/kg)
- Intensiteitsfactor: 0.95
- Training stress: 305
- Gemiddelde hartslag: 148
- Gemiddelde cadans: 94rpm
Piek 2 minuten: De eerste ronde
Matthijs koos voor een sterke opening en haalde zijn piek-2-minuten al op de eerste beklimming. Hij reed hier een zeer sterke 544W of 6.71W/kg (blauwe cirkel). Dit bracht hem vooraan in het peloton waar hij mee de debatten zou leiden.
Piek 1 minuut: de verbrokkeling
Tijdens de 4de ronde zat Matthijs goed gepositioneerd. Hij leidde mee de dans op de Bosberg en zorgde voor scheuren in het peloton. Deze beklimming reed hij omhoog aan 683W gedurende 1 minuut of 8.43W/kg (rode cirkel).
De finale
Op de voorlaatste beklimming was Matthijs de eerste die reageerde op de 3 vluchters. Hij probeerde in zijn eentje het gat te dichten op de kasseien. Hierbij reed hij gedurende anderhalve minuut aan 522W of 6.44W/kg (groene cirkel).
In de laatste ronde sprintte Matthijs mee voor de 4de plaats waar hij de laatste 2 minuten nog 480W (5.93W/kg) reed met een piekvermogen van 830W.
Wedstrijdanalyse
Wat uit de vermogens van beide renners opvalt, is dat er in het begin van de wedstrijd enkele ronden hard is doorgereden om het kaf van het koren te scheiden. Het middengedeelte is aan een iets rustiger tempo afgewerkt waarbij de beklimmingen in groep werden omhoog gereden.
Beide renners vertonen ook een groot verschil tussen hun gemiddeld vermogen en genormaliseerd vermogen wat toch wel wijst op een hoog intervalkarakter van de wedstrijd. Dit wordt ook aangetoond door het aantal inspanningen boven FTP. Vanaf dat je boven je FTP rijdt, ga je anaerobe energie verbranden. Deze is slechts beperkt in voorraad waardoor je er spaarzaam mee moet omspringen. We kijken naar de zogenaamde “matches”. Noem het een pijl die je verschiet. Je kan deze met behulp van vermogens gaan zoeken. Vanaf dat je een bepaalde tijd boven x% van je FTP rijdt, ben je een pijl kwijt. Hoe hoger het vermogen, hoe sneller je een pijl verschoten hebt.
Dit soort inspanningen is iets wat meer geschikt is voor explosievere “Vlaamse” renners en minder voor klimmers/tijdrijders/ronderenners. De anaerobe capaciteit, VO2max en herstelvermogen van de renners wordt hier op de proef gesteld.
Arne heeft er zo 23 verschoten. Voornamelijk vlak boven (lichtgroen) of tussen de 120-140% van zijn FTP (donkergroen). Er zijn slechts 2 relevante pijlen aan 140-160% van het FTP (oranje) maar alles bij elkaar heeft hij hierdoor wel heel wat energie verbruikt (628KJ).
Arne heeft gedurende 1 minuut 40 in de oranje zone gereden, gedurende 15 minuten in de donkergroene zone. Dit betekent dat hij voor 16 minuten 40 seconden aan anaerobe energie heeft verbruikt. Nog eens 45 minuten zat hij rond FTP wat op het randje is van wel/niet anaeroob energieverbruik. Door zoveel rond FTP te rijden beperkt hij zijn mogelijkheden om extra anaerobe energie in te zetten en om zijn intensieve momenten dus nog harder te rijden.
Intensieve momenten Arne
Matthijs heeft slechts 19 relevante pijlen verschoten. Wat er echter opvalt, is dat bij Matthijs de pijlen vooral liggen tussen 140-160% van zijn FTP (oranje zone). De momenten dat Matthijs doorreed, waren dus harder dan de momenten waarop Arne dit deed. Dit betekent dat Matthijs dit soort inspanningen beter verteerd dan Arne. Het valt wel op dat naarmate de wedstrijd vordert, ook bij Matthijs de inspanningen meer in het groen gaan dan in het oranje. We zien dat Matthijs in totaal 5 minuten van de wedstrijd in de oranje zone zat en 15min30 in de donkergroene (120-140% FTP). Nog eens 34 minuten bracht hij rond zijn FTP door. Dit betekent dat Matthijs 20 minuten 30 seconden hard heeft kunnen rijden. Het verschil met Arne zit vooral in de tijd rond FTP. Hier heeft Matthijs 10 minuten minder doorgebracht wat ervoor gezorgd heeft dat hij meer anaerobe energie in zijn aanvallen kon steken.
Intensieven momenten Matthijs
Een tweede opvallendheid is dat ondanks dat Arne relatief aan een lagere intensiteit heeft gereden (IF 0.9 >< 0.95), Matthijs beter voor de dag komt in dit soort wedstrijden. Dit valt te verklaren door het belang van absolute vermogens bij deze wedstrijden en bij dit soort beklimmingen. Op vlakkere stukken is immers het absoluut vermogen van belang en niet het relatieve en dit ligt bij Matthijs veel hoger. Ook als we naar de piekvermogens gaan kijken die het verschil maken komt Matthijs er beter uit. Op de beslissende momenten haalt hij een hoger absoluut vermogen dan Arne waardoor hij mee beslissingen kon forceren en zich in de wedstrijddebatten mengen.
Ook het verschil in verschoten pijlen verklaart een en ander. Arne kan zijn inspanningen langer doortrekken, maar zijn relatieve intensiteit is lager terwijl Matthijs zijn anaerobe momenten feller zijn en hij zo snel en explosief een gat kan maken.
Beide renners zakken wel in hun vermogens naarmate de wedstrijd vordert, wat wijst op de zwaarte van de wedstrijd en de hoge intensiteit die in het begin gereden is.
Naar wedstrijdkeuze en specialisatie toe kan hier ook uit afgeleid worden waar de sterke en minder sterke punten van de renners liggen en hoe ze zich kunnen verbeteren.
Ik benadruk graag nog eens dat deze analyse niets afdoet aan de kwaliteiten en geen uitspraken doet over de talenten van beide renners. Deze bespreking focust louter op de analyse van de gepresteerde gegevens in relatie tot het type wedstrijd en het wedstrijdverloop.
Ward