In de aanloop naar de Tour de France is er een jaarlijks congres over wielrennen, genaamd Science & Cycling in de stad van de Grand Départ, dit jaar te Brussel. Voor Powerzone de ideale kans om op bezoek te gaan. Science and Cycling bestaat uit een 2-daags congres, waar verschillende sprekers hun onderzoeken komen voorstellen. Daarnaast zijn er ook steeds masterclasses, waarbij een hele dag op een onderwerp wordt ingegaan. Powerzone was bij beide aanwezig en pikte enkele zaken op.
Het congres
Op de eerste dag kwamen veel World Tour ploegen aan bod, de 2de dag kwamen er meer onderzoekers aan het woord. Opvallend: de toch wel grote verschillen die er bestaan tussen World tour ploegen. Meerdere ploegen hadden sprekers die de begeleiding bespraken en daarbij werden verschillen tussen ploegen duidelijk. Sommige ploegen hadden 1 tot 2 FTP testen per jaar voor hun renners. Andere ploegen hebben meerdere labotesten in de winter of een specifieke batterij veldtesten op stage. Vele ploegen gebruiken enkel het vermogen voor de analyse, andere nemen ook lactaat. Ondanks verschillen zijn in de fysieke opvolging zijn de ploegen competitief met elkaar.
Hoewel het opvolgen van de fysieke conditie vaak als het belangrijkste wordt beschouwt, of toch het meeste wordt opgevolgd, wordt vermoeidheid ook steeds beter opgevolgd en zoeken ze hiervoor specifieke tests. Hierin worden verschillen nog duidelijker. Soms is er geen opvolging voor deze parameter, bij andere ploegen zijn er eenvoudige testen, zoals de “ontbijttest”. Dit houdt in dat er gekeken wordt hoe actief de renner is bij het opstaan en hoe zijn gemoed is. Nog andere ploegen werken via een recent ontwikkelde LSCT (Lamberts Submaxmimal Cycle Test). Deze test houdt in dat er op een vaste hartslag wordt gereden en gekeken welk vermogen erbij wordt geleverd en hoe de hartslag zich gedraagt na de inspanning. Vaak past men de test aan door de vaste hartslag te vervangen door een vastgezet vermogen. Dit is makkelijker te volgen en de maximale hartslag is soms moeilijk te bereiken door profrenners. Hoewel dergelijke testen interessant zijn, merken we dat het implementeren van testen voor de meeste ploegen een probleem is. Vandaar zien we een variatie van 1 test per jaar tot 3 per half seizoen. Opvolging van prestaties blijft zo dus moeilijk.
Er was ook een bespreking over ketonen. Ketonen zijn in theorie een vet, maar worden anders verwerkt in het lichaam, daarom worden ze aanzien als een 4de energiebron naast vetten, eiwitten en koolhydraten. Ze hebben mogelijk ook voordelen naar (sport)prestatie. Ketonen werden lange tijd enkel onderzocht in Engeland, waar het eerst werd ontwikkeld. Ondertussen kunnen ook andere onderzoeksgroepen deze substantie onderzoeken en worden er meer studies gepubliceerd. Eerste studies en geruchten gaven aan dat ketonen prestatie bevorderend zijn door inname tijdens de inspanning, maar dit is ondertussen weerlegd. Ketonen lijken vooral voordelig te zijn bij heel uitputtende inspanningen, over meerdere dagen. Ketonen helpen dus bij noodzaak van energie. Voor renners zijn ketonen dus vooral in een meerdaagse of bij uitputtende trainingsweken interessant, zoals tijdens stages. Zo kwam er recent een studie uit waarbij de voordelen duidelijk werden in de 3de week van een zwaar trainingsprogramma. Hoewel er dus meer dan waarschijnlijk prestatie verbeterende effecten zijn, is de juiste invulling van hoe ketonen moeten worden ingenomen en voor welke inspanningen nog onduidelijk. Hierbij werd ook gerefereerd naar anti-oxidanten, hoewel deze in eerste aanzet enorm goede resultaten opleverde, weten we ondertussen dat anti-oxidanten trainingseffecten onderdrukken en dus niet in alle situaties ideaal zijn. Deze bemerkingen kunnen ook nog voor ketonen komen, het geeft aan dat er nog meer onderzoek moet zijn naar ketonen.
Ook de invloed van hitte op inspanning werd besproken. Hoewel er duidelijk factoren zijn op het cardiovasculaire gebied zijn er waarschijnlijk ook oorzaken van mindere prestaties in de hitte te vinden in de hersenen. Deze factoren zijn weinig onderzocht en er bestaat dus nog geen duidelijkheid van de impact ervan op inspanning. Zo blijkt dat in hitte de hersenen minder in staat zijn een voor een maximale spierkracht te zorgen. Ook de mentale arousal speelt hierin een rol. Deze variaties in sportprestaties door verschillen op hersenniveau zorgen voor nieuwe onderzoekpistes.
Een ander deel van het onderzoek was meer medisch waarbij de problemen van inklemming van de liesslagader werden besproken. Deze blessure is bijna uitsluitend in wielrennen terug te vinden maar heel weinig onderzocht. De liesslagader brengt alle bloed naar de benen, deze slagader moet dus goed werken om het been bij maximale inspanning van zoveel mogelijk bloed en dus zuurstof te voorzien. Zeker gezien de flow (of hoeveelheid bloed per tijdseenheid) afhankelijk is van de straal (dikte) van de slagader. Elke kleine vernauwing zorgt tot een heel grote beperking van de flow. Er is dus ook hier meer kennis nodig over de invloed van kleine vernauwingen en of wielrennen hierin een rol speelt. Er is waarschijnlijk een grote rol weggelegd voor de Psoasspier (een heupbuiger) en het hele repetitieve karakter van wielrennen in een korte positie van deze spier. Dit betekent dus dat inklemming van de liesslagader een progressieve aandoening is en er dus mogelijk veel meer aandacht moet komen voor een continue opvolging van deze parameter.
Naast deze onderwerpen kwamen er nog veel andere aan bod van vrouwenwielrennen, grote rondes, ploegentijdrit, bikefitting tot powermodellen. Deze worden zeker door Powerzone geëvalueerd en verwerkt voor een nog betere begeleiding van onze atleten.
Binnenkort volgt er ook een uiteenzetting van de masterclasses die Powerzone volgde, blijf ons dus volgen op de website, Facebookpagina of Instagram!
Blijf je met vragen zitten na deze tekst of zijn er juist vragen bijgekomen aarzel dan niet om ons te contacteren via ward@powerzone.be of jasper@powerzone.be