De ploegentijdrit is waarschijnlijk de zwaarste wielerdiscipline die er bestaat. Je moet immers tot aan het gaatje gaan en in tegenstelling tot een gewone tijdrit die continu verloopt op gebied van vermogens, zit je in een ploegentijdrit met relatieve “herstelmomenten” wanneer je in het wiel zit in contrast met de kopbeurten dewelke surges boven het omslagpunt zijn. Het komt dus harder aan voor het menselijk lichaam en zowel je aerobe system als je lactaattolerantie worden tot het uiterste gedreven. Ook mentaal is het een ware uitputtingsslag want om een goede tijd neer te zetten, blijf je best zo lang mogelijk aan boord. Het is immers de tijd van renner X die telt. Dit heeft als gevolg dat aan het einde de betere renners de rest op sleeptouw moeten nemen omdat de mindere renners door hun beste krachten heen zijn. Hierdoor komt iedereen uitgeput aan de streep.
Op 18 augustus reed een powerzone ploeg de recreantenploegentijdrit “gp Roland” mee. Dit is een tijdrit over 17.7km in Geel. Er wordt gereden in ploegen van 5 personen. De ploegentijdrit werd op klassieke racefietsen zonder aanpassingen afgewerkt. Iedereen van de ploeg moet immers op eenzelfde type fiets rijden. We bespreken hieronder het vermogen van enkele renners.
1) De tijdrit
Het parcours is volledig vlak en bestaat uit 4 lussen van 4.42km. Er zijn slechts 2 bochten waar echt in moet afgeremd worden zodat een goed tempo kan onderhouden worden. De powerzone ploeg klokte uiteindelijk een tijd van 24 minuten en 57 seconden wat een 16de plaats opleverde. 4 van de 5 renners bereikten de aankomst. 1 renner reed vooraan lek bij het ingaan van de 3de ronde. Aangezien de tijd van de 4de man telt, moest de rest dus heelhuids aankomen. Dit betekent ook minder herstel tussen de kopbeurten wat het allemaal nog zwaarder maakt.
We bespreken hieronder 3 renners:
Ward Vermeulen | Glen Huygens | Steven Van Den Heuvel |
171cm, 64kg | 184cm, 76kg | 182cm, 77kg |
FTP: 275W | FTP: 300W | FTP: 330W |
AP: 286WNP: 295WIF: 1.07
Cadans: 99rpm |
AP: 299WNP: 315WIF: 1.05
Cadans: 100 |
AP: 351WNP: 363WIF: 1.10
Cadans: 94 |
Reed lek na 2 ronden, slechts 13 minuten opname |
2) Het vermogen
Hieronder zien we de grafieken van de drie renners.
Graf 1: Tijdrit Ward Vermeulen. Geel: vermogen, groen: cadans
Graf 2: Tijdrit Steven Van Den Heuvel, Geel: vermogen, groen: cadans
Graf 3: Tijdrit Glen Huygens. Geel: vermogen, groen: cadans
Als we alleen naar de verhouding van gemiddeld en genormaliseerd vermogen kijken, dan lijkt dit mooi egaal voor alle renners. Dit zou dus betekenen dat er een continu inspanning geleverd is. Als we echter naar de grafieken kijken, dan zien we dat we continu met een korrel zout kunnen nemen. Er zijn enkele heel duidelijke elementen vast te stellen in alle grafieken.
– De bochten zijn duidelijk waarneembaar in de cadans grafiek. Dit zijn de punten waar de benen worden stilgehouden en de cadans dus naar 0 terugloopt. Na elke bocht volgt er dan ook een vermogenspiek om de snelheid terug op peil te krijgen. Het is belangrijk om dit niet te bruusk te doen. Als je als eerste de bocht door gaat en je trekt maximaal op, dan heeft de laatste in de rij alle moeite van de wereld om het gaatje terug dicht te krijgen. Als er gekeken wordt naar de vermogenswaarde dan is dit voor elke renner rond de 9W/kg gedurende de eerste 3 seconden na de bocht.
– De start: hier wordt onmiddellijk een piekvermogen neergezet. Er moet van 0 naar wedstrijdtempo worden opgetrokken. De piek 20” van de tijdrit worden dan ook onmiddellijk hier neergezet. Die komt op ongeveer 8W/kg voor de renners. Dit is al vol in lactaatproductie. Bedenk dat hierna nog 24 minuten moet gereden worden zonder herstelmoment. Een te felle start of een slechte opwarming kan ervoor zorgen dat je je hier al opblaast wat nefast is voor de rest van de tijdrit.
– Kopbeurten: Op de grafiek is ook duidelijk de afwisseling tussen kopbeurten en wielbeurten te zien. Tijdens de kopbeurten wordt er een constanter hoger vermogen geleverd terwijl in het wiel er meer afwisseling is in vermogen. Dit wordt veroorzaakt door de positie van de renner t.o.v. zijn voorgangers, richting en kracht van de wind, … Deze kopbeurten kunnen we beschouwen als surges van 15-20 seconden aan 130-145% van het FTP wat voor de meeste renners in de richting gaat van de 5’ vermogenswaarde. Als we er vanuit gaan dat elke renner 5’ kop doet, dan rijdt deze renner dus gefragmenteerd zijn 5’ vermogen + de rest van de tijdrit rond FTP, want ook in het wiel kan je de benen niet stilhouden en herstellen. Hadden we al gezegd dat de ploegentijdrit een zware discipline is? Vooral je herstelvermogen bepaalt of je die herhaalde inspanningen aan kop kan volhouden. Kan je in het wiel voldoende afvalstoffen afvoeren op korte tijd, dan lukt dit. Anders bouw je meer en meer lactaat op.
3) Verschillen tussen de renners
Zoals we in de tabel zien, zijn er tussen de 3 renners nogal onderlinge verschillen op gebied van vermogen. Waardoor zijn deze te verklaren? Dat Ward een lager vermogen trapt dan Steven en Glen is een logisch gevolg van zijn kleinere lengte. Als je kleiner bent en dus lager op de fiets zit, heb je een kleiner frontaal oppervlak waardoor je minder wind vangt en dus minder luchtweerstand moet overwinnen. Hierdoor kan je met een kleiner absoluut vermogen even snel gaan dan wanneer je meer luchtweerstand moet overwinnen. Verder is er ook nog een minimaal voordeel na de bochten door het lagere gewicht. Hoe minder gewicht je in gang moet trekken, hoe minder vermogen je nodig hebt om op te trekken. Denken we maar aan Cavendish vs. Greipel. Uiteraard is het omgekeerde ook het geval. Grotere en zwaardere renners hebben meer spiermassa en kunnen dus meer absoluut vermogen leveren. Als deze renners dit kunnen combineren met een aerodynamische houding, kunnen deze renners sneller gaan dan kleinere renners die niet aerodynamisch zitten. Echter zat hier iedereen op een normale racefiets. Dit verklaart ook voor een stuk het verschil tussen Steven en Glen. De positie van Glen is aerodynamischer dan die van Steven waardoor hij met minder vermogen even snel kan gaan. Dit benadrukt het belang van een goede fietspositie, zeker wanneer de snelheid omhoog gaat. Waar je voor moet opletten bij het bepalen van deze positie, is dat je nog voldoende vermogen kan leveren in aerodynamische positie. Het is dus een samenspel van je lichaam waar je aan moet werken om voldoende lenig te zijn zodat je spieren vanuit die positie kunnen poweren; en een positie vinden met zo weinig mogelijk luchtweerstand waarvan je weet dat je die gedurende de duur van de tijdrit kan volhouden. Dit wordt ook duidelijk als je kijkt naar het vermogen dat Steven haalt wanneer hij in het wiel zit. Op kop rijdt hij 420-450W maar in het wiel zit hij nog steeds op 310-330W te fietsen wat ook energie kost. Dit verklaart de hogere intensiteitsfactor van Steven. Tot slot zien we bij Steven ook een grilliger vermogenspatroon, in vergelijking met Ward en Glen doet hij meer surges tijdens de tijdrit, wat het vermogen omhoog jaagt. Mits training kan er constanter werk geleverd worden tijdens dit soort inspanningen wat de gemiddelde snelheid ten goede komt. Hier kan er nog winst geboekt worden. De punten waarop dit soort surges gebeuren zijn doorgaans wanneer er naar de kop gegaan wordt en wanneer je uitgezakt bent en in laatste positie terug moet inpikken.
Een tweede punt dat aangehaald moet worden is de rijtechniek. Ward komt uit het wegwielrennen terwijl Steven en Glen uit de triathlonwereld komen en dus voor een stuk het pelotongevoel, bochtengevoel en de techniek om kort in het wiel te rijden missen. Hier is Ward ook in het voordeel en kan hij zijn vermogen dus lager laten zakken tijdens de herstelmomenten. Bij Glen zien we dat hij regelmatig buiten de bochten zijn benen stil houdt wat extra energie kost om daarna weer vermogen te gaan leveren. Dit kan bewust gebeuren tijdens het uitzakken, maar heeft als nadeel dat je een “sprintje” moet doen om opnieuw naar het achterwiel van de laatste man te geraken. Een continu spanning op de benen is dan vriendelijker. Specifieke trainingen hiervoor kunnen in deze discipline zeker een voordeel opleveren. Dit kunnen pelotontrainingen zijn op afgesloten circuits, trainingen op de gesloten wielerpiste waar je met een pistefiets aan de slag gaat om zo stuurvaardigheid bij te leren, trainingen specifiek op bochtentechniek en als je heel specifiek wil gaan dan doe je dit met de ploeg en formatie waar je de tijdrit mee afwerkt zodat je van iedereen weet hoe hij/zij die bochten neemt.
Komen al deze factoren goed samen, en hebben jullie met de hele ploeg de conditie te pakken, dan kan je een ijzersterke ploegentijdrit afwerken. Deze discipline vraagt dus oefening. Zowel fysiek als technisch moet alles perfect op elkaar afgestemd zijn. Enkele keren samen als team trainen is dus zeker geen overbodige luxe voor dit soort werk.